Op 17 oktober 2012 was het zover. Ik toog met mijn oude rugzak naar het kantoor van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep op de Singel te Amsterdam. Daar mocht ik de tien kloeke presentexemplaren van mijn vertaling van Galilei’s wereldvermaarde Dialoog over de twee voornaamste wereldsystemen in ontvangst nemen. Vier jaar eerder, in augustus 2008, had ik bij de uitgeverij aangeklopt met het voorstel het werk te vertalen.
lees meer->
Enigszins tot mijn verbazing gingen ze erop in en vroegen mij een proefvertaling van twintig pagina’s in te leveren. Maanden hoorde ik niets. Natuurlijk begon ik te denken dat mijn vertaling lag te verstoffen in een bureaula. Juist toen ik in 2009 navraag wilde gaan doen kwam het verlossende woord: ik moest langskomen, mijn vertaling was goed bevonden en we zouden een contract gaan sluiten. Ik vroeg en kreeg drie jaar de tijd, en werkte, met alles erop en eraan, drie en een half jaar aan de vertaling.
Waarom was dit werk in vierhonderd jaar nog steeds niet in het Nederlands vertaald? Inmiddels waren talloze vertalingen verschenen in ?kleine’ talen zoals Zweeds en Sloveens. Literair vertalers bleken bij navraag bang te zijn voor het wis- en natuurkunde gehalte in de tekst. Dat is er, zeker, maar toch bescheiden. Het is eerder een natuurfilosofisch tractaat, op felle polemische leest geschoeid, dan een natuurwetenschappelijke verhandeling. Wel moet een vertaler een uitstekend gevoel hebben voor de meedogenloze consequentheid van een persoon als Galilei. Hij voert elke ingenomen positie, ook van tegenstanders, met ijzeren consequentie door tot de sterkst mogelijke conclusies die eruit kunnen volgen. Dat levert, samen met het polemische karakter van het werk, een bijzondere vorm van retoriek op, waar niet iedereen even vertrouwd mee is. Verder moet je als vertaler enige vertrouwdheid hebben, of zien te krijgen, met de voorgeschiedenis vanaf Aristoteles, via Ptolemaeus en Copernicus naar Galilei. Dat vergt nogal wat leestijd. Voor iemand die van vertalen moet leven is zo’n klus financieel niet of nauwelijks haalbaar, zelfs niet met een ruime beurs van het Letterenfonds. Als pensionado valt het op z’n minst te overwegen.
Na ITV in Utrecht en de SNEVT, vervolgde ik mijn ‘Italiaanse weg’ op de VertalersVakschool, onder de strenge, doch aangename tucht van Pietha de Voogd, Patty Krone en Yond Boeke voor ‘vertalen’, en van Liesbeth van Nes voor het op peil brengen van mijn Nederlands. Liesbeth… ze geeft je een roman van Couperus als huiswerk op en zegt dan de volgende week doodleuk: ?Schrijf nu zelf een A4-tje in de stijl van Couperus.’ Eng, maar ook geweldig. Wat heb ik daar veel van geleerd! Het bleek een zeer inspirerende tijd voor mij. Heel veel gelachen, dat vooral. Het moeilijkste vond ik in het begin het leren geduld te hebben, vele uithoeken van je taalkundig repertoire te doorzoeken voor je je vertaling draaglijk vindt, en dan nog een paar rondes er doorheengaan totdat je hem publicabel vindt, of op school, inleverbaar.
Bij de vertaling van Galilei’s Dialogo had ik het geluk na enig aandringen bij het Expertisecentrum Literair Vertalen Patty Krone als mentor te kunnen krijgen voor de Eerste Dag van de Dialogo, een stuk van ongeveer 100 bladzijden. Ze heeft me alle hoeken van de kamer laten zien, en wat had ik dat hard nodig! Op de eerste drie pagina’s die ik inleverde kwamen 75 comments (we werkten via email in Word). Dat zouden er niet meer dan 10 mogen worden, sprak ze een keer dreigend. Elke dag, meer dan drie maanden lang in de zomer van 2009, ook in het weekend, wisselden we emails uit. En als Patty eenmaal beet heeft, laat ze niet los: ze gaat ijskoud tot middernacht door. Altijd een bemoedigend woord tussen de comments door, als ik even dreigde in te zakken. Zeer enerverend en leerzaam allemaal. Daarna ging ik, wijzer en ervarener, alleen verder, en nu ligt het boek er. Ik ben trots!